Generatie I
1 Pieter Weening, beroepswielrenner, geboren op 05-04-1981 te Harkema.
PIETER WEENING OP WEG NAAR DE TOURZEGE.
Ik ging naar Surhuisterveen om Pieter Weening te zien. Ik ging niet voor Petacchi of McEwen en ook niet voor Rudi Kemna, maar voor Pieter Weening. Het was op 5 augustus en ik wilde nu eindelijk de toekomstige Tourwinnaar wel eens van dichtbij bekijken, zodat ik later zou kunnen verklaren dat ik de winnaar van de Tour van 2008 al in de prachtige augustusmaand van het Jaar onze Heren 2003 aan de start had zien staan van het profcriterium van Surhuisterveen -wie had er toen kunnen denken dat diezelfde Pieter Weening vijf jaar later de allerberoemdste wielrenner ter wereld zou zijn?
Ik.
Het was een van die voortreffelijke avonden van de nu al legendarische zomer van 2003. De warmte maakte zelfs het ingebakken cynisme van het profcriterium dragelijk. Het rook naar patat in Surhuisterveen, en door de warme lucht danste het geluid van een kermis.
Servais Knaven fietste voorbij, onze laatste Tourheld.
De voorvaderen van Pieter Weening.
Wielrennen is niet in de eerste plaats een kwestie van talent. Ik weet niet meer welke grote trainer het ooit zei, maar het kwam ongeveer op het volgende neer: geef mij honderd willekeurige jongens, zei hij, en met een beetje geluk zit er een tussen van wie ik een echte voetballer kan maken. Maar bij diezelfde honderd zitten er twintig, die ik tot goede wielrenners zou kunnen kneden.
Voetballen is talent, wielrennen is training en hard werken -ruwweg gezegd.
Vandaar dat in het wielrennen vooral de bereidheid om te zweten wordt beloond. Die bereidheid is voor een belangrijk deel genetisch bepaald. Wie zijn vader en grootvader heeft zien zweten, is er zelf ook niet bang voor. Integendeel, zweten hoort erbij. Daarom is het van het grootste belang bij elk wielertalent vast te stellen uit welk milieu hij afkomstig is. Is het een zweetmilieu, dan zit het wel goed. Komt de wielrenner echter uit een omgeving waarin iedereen nog te lui is om een scheet in te houden, dan wordt het problematisch.
De vader van Pieter Weening heet Edze Weening. Hij heeft een voegbedrijf. Voegen is een van de allerzwaarste beroepen die er bestaan, vooral als de voeger het met cement volgeladen voegbord boven de macht moet tillen omdat de een of andere onbenul de steiger niet hoog genoeg heeft opgesteld en hij toch de hoge voegen onder de goot moet vullen. Friese voegers zijn beroemd om hun grote werklust, vandaar dat dagelijks vele honderden Friese voegers over de Afsluitdijk richting Randstad rijden, om daar hele Vinex-wijken aan elkaar te voegen.
De grootvader van Pieter Weening heette Jan Weening. Deze Jan Weening was fabrieksarbeider, kabelgraver en opperman. Zijn andere grootvader was Pieter Roorda, die eigenaar was van een loonbedrijf. Zowel grootvader Weening als grootvader Roorda, mogen we wel stellen, waren niet vies van werken. Dat stemt alvast hoopvol.
Maar de genetische vorming vindt zoals bekend plaats over vele eeuwen, dus kunnen uit dit korte onderzoek nog geen al te vergaande conclusies worden getrokken. Want misschien zaten er tussen Pieter Weenings overgrootvaders wel lapzwansen van de hoogste orde, en dat zou elke illusie van een Tourzege onmiddellijk om zeep helpen.
Freerk Fokkes Weening (geboren in Surhuizum, 1894) was arbeider. Edze Wopkes van den Bosch (Harkema-Opeinde, 1888) was ook arbeider. Jelle Sierks Roorda (Britsum, 1895) was ook arbeider. En Mindert Mulder (Leeuwarden, 1904) was ook arbeider.
Het begint erop te lijken dat Pieter Weening niet stamt uit een geslacht van hoogleraren en archeologen, maar dat hij is voortgekomen uit een milieu van harde werkers, iets waar een mens gerust trots op mag zijn. En bovendien is het een achtergrond die je een uitstekend fundament verschaft, als wielrenner.
Het was niet de eerste keer dat Pieter Weening meedeed aan het profcriterium van Surhuisterveen, vernam ik. Dat was jammer, want ik had gehoopt getuige te zijn van zijn debuut tussen de grote jongens. Maar je kon aan de wijze waarop Pieter Weening aan de start stond al zien dat hij zich al behoorlijk op zijn gemak voelde, en dat dit dus onmogelijk zijn eerste kennismaking met het echte profmetier kon zijn. Pieter Weening ging bijvoorbeeld ook geen handtekening vragen aan Petacchi, hoewel die vlak bij hem stond.
We moeten verder terug, in de roots van Pieter Weening. We moeten op zoek naar nog meer aanwijzingen die een Tourzege in 2008 hoogstwaarschijnlijk zo niet zeker maken. Het is onze plicht alles te doen en niets na te laten dat kan bijdragen aan de loop der dingen, die uiteindelijk tot een climax moet komen op de Champs Elyses.
De betovergrootvaders van Pieter Weening.
Fokke Wiebes Weening (arbeider, Surhuizum, 1853). Willem Keis van Doezum (arbeider, Harkema-Opeinde, 1872). Wopke Gaatzes Postma van den Bosch (arbeider, Harkema-Opeinde, 1863). Hendrik Oenes Bakker (arbeider, Oostermeer, 1856). Sierk Reinders Roorda (arbeider, Britsum, 1867). Pieter Georg Tönjes (arbeider, Menaldum, 1871). Rinze Sijbrens Mulder (arbeider, Oldeboorn, 1866). Ruurd Hendriks Kooistra (arbeider, Wouterswoude, 1872).
Kijk naar die namen, waaruit de trots en het zelfbewustzijn spreken. Arbeiders, zeker, maar geen slaven. Hadden ze in Friesland de mogelijkheden van de fiets maar eerder onderkend, dan had de historie van het cyclisme er anders uitgezien. Willem Keis van Doezum was vermoedelijk niet te houden geweest in de eerste editie van Luik-Bastenaken-Luik en Fokke Wiebes Weening had ze er allemaal opgelegd in Parijs-Brest-Parijs.
Zelden zo'n schitterende rij namen gezien. Het is veel meer dan een fundament van werkkracht en een testimonium van nijver gezwoeg. Het is de basis van een pyramide, een rots van prehistorische afmetingen die pas tegen het einde van de wereld tot stof zal wederkeren en waarop zich in 1981 een diamant bleek te ontwikkelen: Pieter Weening.
Waren er, zult u zich afvragen, in de genealogie van Pieter Weening geen vrouwen aanwezig? Is Pieter Weening soms door een speling der natuur geheel uit mannen ontsproten? Nee natuurlijk. We hoeven slechts de namen te noemen van een Antje Rinzes Pitstra (arbeidster, Harkema-Opeinde 1859), een Saakje Edzes Ophuis (arbeidster, Harkema-Opeinde, 1864), een Janke Tjibbes Reitsma (arbeidster, Oostermeer, 1866) en een Tjimkje Sjoerds van der Galiën (dienstmeid, Wouterswoude, 1870) en de echte kenner weet genoeg. Ook in de vrouwlijke lijn zijn inzet en nimmer versagen Pieter Weening in overvloed aangereikt.
Pieter Weening stond in Surhuisterveen even te praten met een journalist van een plaatselijke krant. Deze vroeg hem hoe hij zijn kansen inschatte, deze avond. Pieter Weening glimlachte, en zei: Je weet hoe het hier gaat. (Do wist wol hoe it hjir giet). Dit antwoord was voor de verslaggever wellicht teleurstellend, maar mij stemde het zeer tevreden. Het betekende namelijk dat Pieter Weening geen naieve stumper is die denkt dat hij als aankomend renner even het criterium van Surhuisterveen kan proberen te winnen. Die gedachte zou fataal zijn geweest en Weenings kansen op de Tourzege van 2008 onmiddellijk tot nul hebben gereduceerd.
Het allerbelangrijkste in de wielersport, is weten hoe het werkt. Hoe het spel wordt gespeeld. De meest fantastische talenten zijn ten onder gegaan aan een gebrek aan inzicht in dezen. Ze dachten dat ze, net als bij de amateurs, de boel wel even aan gort konden rijden. Ze leefden in de veronderstelling dat hun surplus aan klasse ook in de profcategorie onvermijdelijk tot talloze zeges zou leiden en dat zij zich daarom niet hoefden te storen aan de regels van het spel. Die waren, meenden zij, slechts voor de mindere goden.
Na korte tijd werd niets meer van hen vernomen. Soms las je nog eens een interview met zo'n jongen. Ik voelde mij niet thuis in dat milieu, heette het dan meestal. Onzin! Het milieu had hem gekraakt, wegens gebrek aan respect en vergaande hoogmoed.
Vreemde naam trouwens, Weening, voor een echte Fries. Weensma had meer voor de hand gelegen. Of Weeningstra.
Pieter Weening stond aan de start en hij wist waarom. Om mee te rijden en om zijn streekgenoten een hart onder de riem te steken. Met duizenden stonden ze langs de kant in Surhuisterveen. Voor Petacchi en McEwen en Servais Knaven, maar vooral voor Pieter Weening. Niet om hem te zien winnen, ze zijn niet gek in de Friese Wouden. Ze waren gekomen om hem te zien, hun Pieter Weening, van wie de geruchten wilden dat hij in 2008 de Tour de France zou gaan winnen.
We moeten verder terug. We mogen het mysterie van de Weenings in de Friese Wouden niet onopgelost laten, want mogelijk schuilt in het verleden een geheim signaal waaruit blijkt dat het plotselinge inzicht dat Pieter Weening de Tour van 2008 gaat winnen niet is gebaseerd op lucht. Alles moet worden opgehelderd, zodat het visioen vlees op de botten krijgt.
We gaan terug naar het Jaar onzes Heeren 1605. Waar zijn we, in vredesnaam? Zijn dit de Friese Wouden? Wouden, ja, maar geen Friese. Men spreekt hier een ander dialect. We bevinden ons in de Achterhoek. In Winterswijk om precies te zijn, in de achterhoek van de Achterhoek, kun je wel zeggen.
Daar is Jan Weeninck. Hij komt naar ons toe, uit het duister van de eeuwen, de modder dik aan zijn klompen. Moi, zegt Jan Weeninck. Weet Jan Weeninck veel. Hij heeft nog nooit van de Tour de France gehoord en dat over vier eeuwen zijn nakomeling Pieter Weening die wedstrijd zal gaan winnen, zal hem dus ook worst wezen.
Wablief, zegt Jan Weeninck.
Jan Weeninck is provisor in de gemeente Winterswijk, een soort wethouder avant la lettre.
Jan Weeninck krijgt een zoon. Die heet Harmen. Harmen krijgt in 1677 ook een zoon, en noemt hem Jan. Jan Weeninck wordt in 1716 de vader van Mathias Wenink, die ook wel Thijs wordt genoemd. In de maand maart van het jaar 1758 wordt Willem geboren, de zoon van Thijs.
Willem Thijssens Weenink is wever. Maar kennelijk valt er in Winterswijk weinig te weven. Of misschien heeft Willem verhalen gehoord over een wevers-eldorado in het noorden. Hoe dan ook, hij vertrekt -hij emigreert, mag je wel zeggen. Hij gaat naar Gerkesklooster en wordt daar linnenwever. Willem Weenink verlaat het gebied waar zijn voorvaderen eeuwenlang hebben geploeterd en gesappeld. Hij gaat een nieuwe dynastie vormen in een nieuw land, de Weenings van Friesland.
Pieter Weening is ontsnapt! Hij snapt het spel nog beter dan ik al dacht. Hij mag zich laten zien. Hij met zich laten zien. En hij laat zich zien. Hij zoeft over de kleine keitjes in het centrum van Surhuisterveen. Hij is, valt me nu op, een mooie renner, Pieter Weening. Je ziet de tijdrijder.
Willem Thijssens Weenink is de overgrootvader van Fokke Wiebes Weening, die op zijn beurt weer de overgrootvader is van Pieter Weening. Zo is het leven. Je begint als achterkleinzoon en je eindigt als overgrootvader. Je start als klein coureurtje achterin het peloton en je eindigt in de armen van de Franse president.
De stille ambitie en volharding van de Achterhoeker, vermengd met het bijtende fanatisme en de onverbiddelijke wil om te slagen van de Waldpyk: ik zou eerlijk gezegd zo gauw geen winnender combinatie weten, voor een wielrenner. Genetisch gesproken is Pieter Weening er helemaal klaar voor en zit alles mee.
Overigens had Mathias Wenink een broer, Harmen Jan Weeninck. Deze Harmen Jan was de overgrootvader van de overgrootmoeder van mijn eigen grootvader.
Hieruit volgt dat Pieter Weening mijn neef is. Een verre achterneef, weliswaar, maar toch. Je zult maar tot de ontdekking komen de verre achterneef te zijn van de toekomstige Tourwinnaar. Het duurt een tijdje voor zo'n schokkende vaststelling helemaal tot je is doorgedrongen. Maar is het eenmaal zover, dan rest slechts een stil geluk.
Nadat de koers in Surhuisterveen was afgelopen, zocht ik naar Pieter Weening om hem te complimenteren met zijn gepaste optreden. Maar hij was al in geen velden of wegen meer te bekennen, wat ik als een heel goed teken zag.
Voor deze aflevering ben ik veel dank verschuldigd aan Martinus Jongsma, wielerliefhebber en genealoog te Surhuisterveen.
(Bron: Bert Wagendorp in Wielertijdschrift De Muur, 2003).
Generatie II
2 Edze Weening, voeger, eig. voegbedrijf, geboren op 28-07-1952 te Drachtstercompagnie.
Gehuwd op 21-jarige leeftijd op 09-08-1973 te Leeuwarderadeel met de 17-jarige
3 Anna Trijntje (Anneke) Roorda, geboren op 10-10-1955 te Leeuwarden.
Generatie III
4 Jan Weening, fabrieksarbeider, kabelgraver, opperman, geboren op 14-02-1927 te Harkema-Opeinde, overleden op 03-12-1991 te Harkema op 64-jarige leeftijd.
Gehuwd op 20-jarige leeftijd op 03-05-1947 te Achtkarspelen met de 20-jarige
5 Janke van den Bosch, geboren op 31-01-1927 te Harkema-Opeinde, overleden op 31-03-1990 te Harkema op 63-jarige leeftijd.
6 Pieter Roorda, eig. loonbedrijf, geboren op 09-03-1927 te Britsum, overleden op 19-09-1980 te Britsum op 53-jarige leeftijd.
Gehuwd op 24-jarige leeftijd op 23-05-1951 met de 22-jarige
7 Tjimkje Mulder, geboren op 25-02-1929 te Leeuwarden, overleden op 25-12-1994 te Britsum op 65-jarige leeftijd.
Gehuwd (1) op 22-jarige leeftijd op 23-05-1951 met Pieter Roorda, 24 jaar oud (zie 6).
Gehuwd (2) op 62-jarige leeftijd op 22-11-1991 met Herke Fokkema, 60 jaar oud, geboren op 01-07-1931.
Generatie IV
8 Freerk Fokkes Weening, arbeider, geboren op 13-06-1894 te Surhuizum, overleden op 26-03-1974 te Harkema op 79-jarige leeftijd.
Gehuwd op 25-jarige leeftijd op 08-05-1920 te Achtkarspelen met de 17-jarige
9 Antje van Doezum, geboren op 02-07-1902 te Harkema-Opeinde, overleden op 08-06-1974 te Harkema op 71-jarige leeftijd.
10 Edze Wopkes van den Bosch, arbeider, grondwerker, landarbeider, geboren op 02-04-1888 te Harkema-Opeinde, overleden op 17-11-1966 te Harkema-Opeinde op 78-jarige leeftijd.
Gehuwd op 24-jarige leeftijd op 30-01-1913 te Achtkarspelen met de 23-jarige
11 Grietje Hendriks Bakker, geboren op 18-12-1889 te Surhuisterveen, overleden op 01-09-1964 te Harkema-Opeinde op 74-jarige leeftijd.
12 Jelle Sierks Roorda, boerenknecht, arbeider, geboren op 04-04-1895 te Britsum.
Gehuwd op 23-jarige leeftijd op 18-05-1918 te Leeuwarderadeel met de 19-jarige
13 Trijntje Pieters Tönjes, dienstbode, geboren op 24-11-1898 te Hallum, overleden op 03-06-1936 te Britsum op 37-jarige leeftijd.
14 Mindert Mulder, boerenarbeider, geboren op 18-05-1904 te Leeuwarden, overleden op 22-06-1983 op 79-jarige leeftijd.
Gehuwd ca. 1926 met
15 Antje Kooistra, geboren op 17-03-1907 te Wouterswoude, overleden op 29-04-1993 op 86-jarige leeftijd.
Generatie V
16 Fokke Wiebes Weening, arbeider, veldarbeider, geboren op 09-07-1853 te Surhuizum, overleden op 24-02-1925 te Harkema-Opeinde op 71-jarige leeftijd. Begraven te Surhuizum.
Gehuwd op 28-jarige leeftijd op 19-11-1881 te Achtkarspelen met de 22-jarige
17 Antje Rinzes Pitstra, arbeidster, geboren op 23-07-1859 te Harkema-Opeinde, overleden op 08-02-1913 te Surhuizum op 53-jarige leeftijd.
18 Willem Keis van Doezum, arbeider, veehouder, geboren op 29-04-1872 te Harkema-Opeinde, overleden op 02-05-1955 te Harkema-Opeinde op 83-jarige leeftijd.
Gehuwd op 26-jarige leeftijd op 01-04-1899 te Achtkarspelen met de 21-jarige
19 Janke Pieters Nicolai, geboren op 27-07-1877 te Surhuisterveen, overleden op 23-04-1932 te Harkema-Opeinde op 54-jarige leeftijd.
20 Wopke Gaatzes Postma van den Bosch, arbeider, geboren op 24-03-1863 te Harkema-Opeinde, overleden op 05-11-1938 te Achtkarspelen op 75-jarige leeftijd.
Gehuwd (1) op 27-jarige leeftijd op 11-12-1890 te Achtkarspelen met Saakje Edzes Ophuis, 26 jaar oud (zie 21).
Gehuwd (2) op 63-jarige leeftijd op 23-10-1926 te Achtkarspelen met Pietje Alberts Alma, 56 jaar oud, arbeidster, geboren op 15-09-1870 te Harkema-Opeinde, overleden op 31-12-1954 te Harkema-Opeinde op 84-jarige leeftijd.
21 Saakje Edzes Ophuis, arbeidster, geboren op 21-01-1864 te Harkema-Opeinde, overleden op 03-10-1922 te Achtkarspelen op 58-jarige leeftijd.
22 Hendrik Oenes Bakker, arbeider, geboren op 21-03-1856 te Oostermeer, overleden op 09-01-1939 te Drogeham op 82-jarige leeftijd. Begraven te Drogeham.
Gehuwd op 31-jarige leeftijd op 16-07-1887 te Achtkarspelen, gescheiden na 31 jaar op 13-03-1919 te Achtkarspelen van de 21-jarige
23 Janke Tjibbes Reitsma, arbeidster, geboren op 24-04-1866 te Oostermeer, overleden 00-00-1950 te Drogeham. Begraven te Drogeham.
24 Sierk Reinders Roorda, arbeider, werkman, geboren op 15-12-1867 te Britsum, overleden op 06-10-1944 te Britsum op 76-jarige leeftijd.
Gehuwd op 25-jarige leeftijd op 20-05-1893 te Leeuwarderadeel met de 24-jarige
25 Aafke Jelles Algra, dienstmeid, geboren op 07-11-1868 te Britsum, overleden op 01-06-1936 te Britsum op 67-jarige leeftijd.
26 Pieter Georgs Tönjes, arbeider, geboren op 13-04-1871 te Menaldum, overleden op 20-10-1945 te Ferwerderadeel op 74-jarige leeftijd.
Gehuwd op 26-jarige leeftijd op 22-05-1897 te Ferwerderadeel met de 24-jarige
27 Aafke Bokkes Venstra, dienstmeid, geboren op 17-03-1873 te Finkum, overleden op 23-11-1945 te Ferwerderadeel op 72-jarige leeftijd.
28 Rinze Sijbrens Mulder, boerenarbeider, geboren op 12-07-1866 te Oldeboorn, overleden op 05-05-1928 te Menaldumadeel op 61-jarige leeftijd.
Gehuwd op 29-jarige leeftijd op 16-11-1895 te Leeuwarden met de 23-jarige
29 Jantje Renzes Biesma, dienstbode, geboren op 30-12-1871 te Hallum.
30 Ruurd Hendriks Kooistra, arbeider, geboren op 08-04-1872 te Wouterswoude, overleden op 01-11-1960 op 88-jarige leeftijd.
Gehuwd op 27-jarige leeftijd op 17-05-1899 te Dantumadeel met de 28-jarige
31 Tjimkje Sjoerds van der Galiën, dienstmeid, geboren op 24-10-1870 te Wouterswoude, overleden op 20-08-1952 op 81-jarige leeftijd.
Bovenstaand overzicht, 5 generaties, is het topje van de ijsberg. Wilt U een zeer uitgebreid overzicht met honderden voorouders, hun partners en kinderen, neem dan contact op met de samensteller. Op basis van onkostenvergoeding maakt hij graag een uitgebreid boekwerk.